Waar ben ik? Een verrassing soms ‘s ochtends bij het wakker worden. Lig ik in mijn eigen bed thuis of waar in de wereld ben ik op dit moment?
Er zijn locaties die iets met je doen. Ik hou van de sfeer van een atelier, een plek waar wat gemaakt wordt, waar van alles te zien is, soms met een specifieke eigen geur. Verf en papier, pennen, penselen, of hamers, schroevendraaiers en andere gereedschappen. Een wand met een kast met allemaal laatjes met spulletjes. Of destijds bij de tingieter, dat potkacheltje en al die mallen voor borden en kraantjeskannen. Of een dansstudio met de lichtverende zwarte vloer en een wand met spiegels, waarvoor een gordijn soms open en dan weer dicht geschoven wordt. (Niet te verwarren met een gymnastiekzaal!) Het podium van een theater en de coulissen met zware gordijnen, snoeren, licht- en geluidsinstallaties. Een gezellige keuken met mooi licht en waar een pan met draadjesvlees zachtjes staat te sudderen of waar alles al klaargelegd is om een taart te bakken. Maar ook een professionele keuken met veel roestvrij staal, grote ovens en fornuizen, een plek waar bedrijvigheid heerst.

Ik word uitgenodigd om in de fotostudio van een kunstacademie te komen kijken. Er is niemand bezig, het staat klaar voor gebruik. Zwart en rood, grijs en wit, meer kleur zie ik niet in eerste oogopslag. Het voelt als in de coulissen van de schouwburg. Hier wordt gewerkt met beeld en licht. Weer anders dan in mijn beroep en toch zijn er raakvlakken. Mijn fantasie wordt geprikkeld…hoe is het hier wanneer er gewerkt wordt?
observaties |
Zaterdagmorgen rond acht uur in de trein van Groningen naar Den Haag. Het is druk. Beetje naar buiten kijken: nevelen over het land, groen gras, blauwe lucht met witte en grijze wolken hier en daar, wat zalmkleurig licht breekt door.
Te weinig ruimte om de krant te lezen, de papieren krant dan. Er dwarrelen woorden door mijn hoofd, het blogstukje kan binnenkomen…
Beleven, bewegen, bezinnen, bezitten, bezetten, bestaan, belegen, beweren, bespelen, bewonen, behuizen, bereizen, beluisteren, bezingen, betoveren, bestaan…
Hoeveel woorden bestaan er die met ‘be’ beginnen? Wat betekent dat ‘be’ voorafgaand aan een werkwoord? Heeft het met een zekere distantie te maken?
Bijna al deze woorden hebben te maken met een werkwoord: leven, wegen, zitten, zingen, reizen etcetera. Is het zo dat werkwoorden verbonden zijn met lichamelijke activiteit? Er gebeurt iets of er is iets gepasseerd.
Bij beginnen, belichten, belegen is het lastiger met de verbinding aan een werkwoord. Ginnen? Lichten? Legen?
Bespannen, be-spannen, spannen. Zijn mijn botten dan bespannen met spieren? Of is spannen een eigenschap van spieren die noodzakelijk zijn om te bewegen?
Ik zit in de trein, het beweegt in mijn hoofd…de reis gaat snel!
Er komt er nog eentje boven: betekenen, be-tekenen, tekenen… en dat is lastig in een bewegende trein. Bovendien betekent dit stukje niks.
Geen categorie |
Rembrandt schilderde het en nog meer schilders gebruikten de anatomische les om de professoren in werksituatie neer te zetten. De openbaarheid van die lessen van toen is verdwenen. Het zijn ook geen misdadigers meer die ontleed worden ter lering en vermaak of als vermaning voor de toeschouwers. Het is nu vooral een manier om te begrijpen hoe mooi en ingenieus onze binnenkant is, dat deel wat onder de huid verborgen is.
Eerst plastic botten en een doos met kale echte botten van de schouder en de arm. Dan een plastic doos met botten verbonden door de banden. Taaie constructies, waarbij je je kunt voorstellen hoeveel eenzijdige kracht erop komt om een gewricht te verzwikken of luxeren.
Bij de volgende tafel hebben de botten nog meer aankleding, namelijk met de spieren erbij. De oppervlakkige laag is losgesneden en je ziet de diepere lagen liggen. Ik ben verrast. Mijn oog valt op de musculus teres major, verrassend herkenbaar van mijn tekening uit het oude dictaat. Door het verloop is bovendien zijn functie helder, net als van die andere spierbundels. Dat serratus getand betekent, is overduidelijk zichtbaar.
Ik zie veel meer dan een gestroomlijnde massa vlees: kortom de les is geslaagd!
Geen categorie |
Binnenkort staat er een avond over de anatomie van de schouder op het programma. Om me voor te bereiden haal ik mijn oude dictaat anatomie (1969) uit de kast. Destijds tekende de docent de schouder en arm met alles erop en eraan met krijt op het bord. We tekenden dat na en voorzagen het met de gedicteerde tekst. Zo overlezend moeten we er heel wat weken mee bezig geweest zijn om de kale botten van banden en spieren te voorzien plus het inzicht zien te verwerven hoe alles functioneert.

Vandaag de dag geen nieuwe schriften in september meer, maar filmpjes op youtube. Het bewegende beeld met de aankleding van kale botten gaat veel sneller dan het natekenen van een tekening of van een los bot wat voor je neus ligt. Bovendien zie je meteen welke spier een bepaalde beweging voor zijn rekening neemt. Prachtig!

De versnelling in tijd, met de haast en vluchtigheid die op de loer ligt, valt me ineens zo op. Lukt het de huidige studenten wel om zo snel werkelijk inzicht te krijgen hoe de schouder in elkaar zit en functioneert? Of is het juist prettig om het beeld af en toe stil te zetten om een overzicht en samenvatting te laten zien? De beweging eruit, verstilling, terug naar vroeger door met een pen op papier zelf de ordening te noteren en zo je eigen beeld vast te leggen?
observaties |
De schilder haalt een speciaal mesje uit zijn broekzak. Niet een gewoon plamuurmes, ik vraag hem wat het voor mesje is. Het is een Rotterdams stopmesje. Hij vertelt me dat er ook Amsterdamse, Groningse, Friese, Zeeuwse, Hollandse, Engelse en Franse stopmesjes zijn.

Ik moet aan visserstruien denken, elke vissersplaats zijn eigen patroon. Aan de trui zie je de afkomst van de visser. Destijds. Terwijl de Arnhemse meisjes, Zwolse balletjes, Zeeuwse boterbabbelaars, Haagse beschuitjes en Haagse hopjes, Groningse koek, Friese duumkes, Utrechtse sprits, Goudse stroopwafels, Bossche bollen, Drentse heidekoeken, Limburgse vlaai (en wat er nog meer is…) nog altijd actuele lokale lekkernijen zijn.

Door protocollering, uniformering, standaardisering en misschien ook wel door globalisering, lijkt het lokale en ook het persoonlijke te verdwijnen. Fysiotherapie is een ambachtelijk beroep, waarbij de basis uniform is, maar hoe een fysiotherapeut zich ontwikkelt, hangt van zijn of haar interesse en ervaringen af. Door te doen, ogen open te houden en je handelen ter discussie te blijven stellen, ontwikkel je een eigen visie binnen hetzelfde beroep. Niet meteen een school of een methode hoeft daaruit voort te komen. Eerder het persoonlijke, waar iemand naar op zoek gaat, zoals bij het zoeken naar de bakker die het brood bakt wat je graag eet.
Passen stopmesjes, visserstruien, lekkernijen en fysiotherapeuten dan in hetzelfde kwartet?
observaties |