Digi-dit en digi-dat

Analoog en digitaal, in één adem, zoals ‘peper en zout’, ‘zwart en wit’ en in advertenties: ‘vlakbij zee en rustig strand’. Woorden die bij elkaar horen.
Een klok met wijzers om direct te zien hoe laat het is, lijkt op affiniteit met ‘analoog’, de lineaire tijd. Mensen die bij het zien van getallen meteen weten dat 23.33 even na half twaalf ‘s avonds is, wanneer ze suffig in een halfslaap op hun wekker met cijfers kijken, staan anders in het digitale tijdperk.

Bij anatomie leerde ik dat digitus vinger betekent. Iedere vinger een eigen getal of een eigen naam. Kleine kinderen leren het versje ‘naar bed, naar bed, zei duimelot, eerst nog wat eten…’ Elke vinger een eigen functie. Het woord ‘digitaal’ zou te maken kunnen hebben met alle knopjes en toetsen die je met je vingers bedient. Dan is digitaal niet verbonden met analoog maar met … hoe zou je de rest van het lijf in één woord kunnen samenvatten? Het hoort allemaal bijelkaar en zit aan elkaar vast, ook lichaam en geest zijn niet te scheiden.

In de bladmuziek voor pianisten zie je cijfertjes, die aangeven met welke vinger je een bepaalde noot moet aanslaan of met welke vingers je een accoord pakt. Violisten hebben geen vijf maar vier vingers, de duim heeft een andere functie. Bovendien geldt dat voor één hand. Toch speel je niet alleen met je vingers, die vingers horen bij een lijf en dat lijf hoort bij een persoon, een uniek individu.

Mijn pc en dvdspeler zijn producten van het digitale soort, maar het is wel uiterst kwetsbare apparatuur. Af en toe de stekker er uit trekken als de boel vastgelopen is een vreemd, maar vaak doeltreffend middel om daarna te kunnen constateren dat het ding het weer doet. Hoe zit dat nu met een mens als analoog wezen? Het lijkt erop dat er mensen zijn, die met hun vingers of alleen met hun duimen veel ‘digi’ doen de aandacht voor de rest van hun lijf kwijtraken: uitademen, het achterover zitten, iets op z’n beloop kunnen laten, even de armen en benen strekken, de zinnen verzetten.
Wat in de tuin harken (denk aan Voltaire‘s klassieker Candide
:”Il faut cultiver son jardin!”), het huis schoonmaken, een taart bakken of naar de wolken kijken, wil wel eens helpen als variatie op de tip van even de stekker eruit halen. Ik voel me tenminste geen computer of een ander soort ding.

Beeld en geluid

Vroeger had ik een buurman die ‘s nachts niet kon slapen en dan in zijn keuken naar enge films ging zitten kijken. Die geluiden hoorde ik vanuit mijn bed, hij was namelijk wat hardhorend. Aanvankelijk werd ik er wakker van en bekroop me een onbehagelijk gevoel puur door het geluid zonder beeld erbij. Toen ik in de gaten had dat hij naar griezelfilms zat te kijken, kon ik me afsluiten voor het geluid, draaide me om en sliep rustig verder.

Afgelopen week ging ik naar het Noord Nederlands Orkest: een speciaal programma met bewerkingen van liedjes van de Beatles. Omdat ik een liedje herkende maar de titel niet wist, vroeg ik het aan de hoornist die daarin een mooie solo had. Hij gaf me de suggestie om op youtube te kijken naar ‘For no one’.
Toen ik deze versie hoorde, kwam het bij me op: dit is het échte spelen! Spelen, waarvan ik ooit de definitie leerde: bezig zijn om het plezier van het bezig zijn, zonder een specifiek doel na te streven. Om de tekst mee te kunnen zingen, is een andere link handig. Het is leuk om de tekst te zien en uit je hoofd te leren, zodat je meer dan af en toe een woordje mee kunt zingen. Wil je écht horen hoe dat liedje zo heel verschillend kan klinken, dan is het effectief om met je rug naar de pc te zitten en alleen het geluid te horen zonder beeld erbij, zoals ik destijds in mijn bed met die geluiden van de buurman. Het is nog niet glad, het is nog niet af, maar ik kreeg het gevoel dat er ergens in huis iemand écht aan het spelen is en van dat soort spelen word je vrolijk!

De was

Een zonnige vrijdagmiddag: de was kan buiten wapperen in de wind!


In de loop der tijden heb ik veel foto’s en tekeningen van waslijnen gemaakt omdat wapperende was er altijd zo vrolijk uitziet.
 

De was wapperend boven op het dek van een vrachtschip of was tussen de huizen in smalle straatjes waarbij een ingenieus katrollensystheem in gebruik is (Venetië), de was aan scheerlijnen van tenten of hangend over het ouderwetse wasrek waar kinderen uit de tijd van Ot en Sien graag een huisje van maken om in te spelen of die lange lijnen met lakens op platte daken zoals in de film ‘Una Giornata Particulare’.

Vanmiddag ben ik teruggefietst om een foto te maken van een bijzondere waslijn op een balkonnetje in de stad.
Wat drukt het gebaar van dat klassieke beeld uit?

‘De was hangt weer!’ met triomferende armen of misschien wel: ‘dit is zwaar werk!’? Een sjouwend gebaar zonder dat ze echt iets sjouwt of heeft ze wanhopig de armen geheven van ‘aan het wassen komt nooit een eind!’? Nee, geen gemopper. Ze heeft een wasmachine, tijdens het doen van de was kan ze heerlijk een boek lezen op dat zelfde balkonnetje in de zon, want ze doet de was…

Tea time

Een snel kopje koffie kan desnoods, maar voor een kopje thee heb je écht tijd nodig. Een zakje in een kopje met heet water hengelen om het water te verkleuren, dat is geen echte thee.
Echte lekkere thee zet ik in een met kokend water voorgewarmde theepot met losse thee. De thee moet eerst nog trekken en dan in een kopje van het type ‘vijvertje’, ondiep en met een groot oppervlak, daardoor is de thee sneller op drinktemperatuur. 

In de afgelopen week kwam het ter sprake dat een goede theepot vergelijkbaar is met lekkere schoenen. Je kunt aan het model van de theepot al zien of de theepot lekker schenkt; zoals ook de leest doet vermoeden, hoe de schoen zich met je voet verbinden zal.
Beperk ik me tot de theepot: hoe is de balans van het handvat en de tuit aan de buik van de theepot? Bovendien op welke hoogte zitten ze? Aan de zijkant, boven of onder het midden van de buik of is er een hengsel bovenover?
Die schenkbeweging is een royale beweging van je hele arm, alle gewrichten doen mee en het moet vooral makkelijk gaan. Het vasthouden van het handvat kan ongemakkelijk zijn. Soms ligt dat aan het handvat en soms willen handen niet goed grijpen om wat voor reden dan ook. De theepot kan bovendien ook nog te groot en te zwaar zijn.

Bij het zoeken naar praktische toepassingen van het hefboomprincipe in huis/tuin/keuken situaties ben ik de theepot niet tegengekomen. Fluitketels en waterkokers liggen voor veel mensen prettiger in de hand dan prachtig uitziende theepotten, vaak door een kortere hefboom. Zie ook de afleveringen: ‘Het handvat’ (9 januari 2011) en ‘Dubbel’ (7 november 2010).

Kortom een theepot, die prettig in de hand ligt, is een absolute voorwaarde om van lekkere thee te kunnen genieten!

Links en rechts aan tafel

Een rechtshandige met aan zijn rechterzijde een linkshandige aan ‘n krappe tafel: een beetje opletten om elkaar geen por te geven tijdens het naar de mond brengen van een lepel soep met je voorkeurshand. Zitten ze andersom dan hebben ze allebei een actieve buitenste hand zonder botsgevaar, sterker ze zouden elkaar met gemak kunnen voeren, al moet je even afspreken wie bovenover en wie onderlangs zijn route kiest. Vroeger werden linkshandigen gedwongen om het bestek als een rechtshandige te hanteren, nu hoeft dat niet meer. Zit de linkshandige als enige een beetje krap tussen rechtshandigen, dan zou hij zich gemangeld kunnen voelen en is het goed uitkijken om niet te stoten of gestoten te worden.      
 
Gelukkig hebben we behalve de bewegingen in de elleboog* nog meer gewrichten die helpen als je zo aan tafel zit: de pols. Een fascinerend gewricht, bestaand uit zeven botjes als kleine knikkertjes, die de middenhandsbeentjes met de twee botstukken van de onderarm verbinden. Weinig mensen beseffen dat het scharnier tussen onderarm en hand niet één gewricht is, maar een verzameling kleine gewrichtjes, die uiterst summier met elkaar communiceren als wij onze handen gebruiken. Maar daar denk je toch absoluut niet aan als je gezellig aan tafel zit en het eten smaakt!    
 
* zie weblog Knuistjes en vuistjes van 6 augustus 2011