‘Wanneer de Indianen een eind moeten lopen, doen ze dat op hun eigen manier: het bovenlijf wat naar voren en dan laten ze zich ritmisch op de voorvoeten vallen. Dat kunnen ze urenlang volhouden. Af en toe even pauze, maar de rust mag niet te lang duren voor ze weer verder gaan in hun rustige tempo.’
Dit zijn in mijn eigen woorden de zinnen die ik in de vierde klas van de lagere school werkelijk gehoord heb, toen juffrouw Rauwens ze voorlas uit ‘Panokko’ van Anne de Vries. Ik heb lopen altijd een noodzakelijk kwaad gevonden, lopen doe je niet voor je plezier, je loopt om ergens naar toe te gaan. Vanaf dat moment ben ik spelletjes gaan verzinnen om net zo gemakkelijk als die Indianen te kunnen lopen zonder dat het pijn in mijn benen of voeten zou veroorzaken.

Daar liggen mogelijk de wortels van mijn beroep als fysiotherapeute door het opdoen van eigen ervaringen. Veel oefenmethode’s en therapieën zijn ontstaan omdat iemand een kwaal of een klacht had en op zoek gegaan is naar een manier hoe ermee om te gaan. De denkfout, die makkelijk ontstaat, is om er dan vanuit te gaan, dat jouw manier van omgaan met het een of ander voor iedereen van toepassing is.
Je krijgt iets met een beroep, wanneer je ordeningen gaat zien en verbanden kunt leggen. Geprikkeld worden en je wilt méér weten. Je vraagt je van alles af en gaat op zoek naar deskundigen: ’Hoe komt het dat…?’ Het herkennen van verbanden – door kennis, maar ook ordeningen ontstaan op basis van ervaringen aan den lijve en vanuit werkervaringen – dat is belangrijk. Bovendien niet star vasthouden aan één bepaalde ordening, maar beweeglijk blijven.
Er zijn veel ordeningen. Soms vullen ze elkaar aan, soms zijn ze tegenstrijdig. Er worden oude ordeningen opnieuw gerangschikt en in andere woorden gepresenteerd. Het gaat om het effect in de praktijk en daar kan een theorie bij gezocht worden. Bij een praktisch beroep als fysiotherapie staat het nuchtere praktische centraal en daarvoor is goed luisteren en kijken met aandacht, tijd, geduld en een brede blik het belangrijkste. Om dat een beetje onder de knie en in de vingers te krijgen, is veertig jaar eigenlijk niks.
Geen categorie |
Opruimen en ordenen van je boekenkasten is een lastige klus. Voor je het weet zit je in een boek van lang geleden te lezen. Of je plukt later toch weer een boek uit de stapel die weg mocht. Intussen is de klus geklaard. Er is weer lucht tussen de boeken gekomen. Ook boeken lijken dat prettig te vinden. Ze kijken nu vast uit naar wat er straks weer gezellig tussen gedrukt gaat worden, los van de dwarsliggers bovenop.

Er is een nieuw plankje ontstaan voor schrijvers, die over hun fysieke ongemakken vertellen. De meest bondige is van Hein Donner. Niet alleen omdat hij een lovend stukje over de nuchtere kant van de fysiotherapie schreef (omgaan met beperkingen en niet bang zijn), ook om zijn scherp gevoel voor menselijkheid in ongemakkelijke omstandigheden. Zijn stukjes voor nrc-handelsblad zijn verzameld in ‘Na mijn dood geschreven’.
Max Pam beschrijft zijn proces om weer te kunnen lopen na een hersenbloeding in ‘Het Ravijn’. Hij geeft een preciese analyse hoe je normaal loopt en hoe ingewikkeld het lopen is. Eerst vanuit de optiek van iemand met een halfzijdige verlamming, wat hij verderop bijstelt. Je staat er normaal gesproken nooit zo bij stil hoe gecompliceerd het kunnen lopen eigenlijk is. Gelukkig hoeven we er niet over te denken, we doen het gewoon!
Klaagboeken zijn er ook, maar wat een kunst om er een mooie litanie van te maken. Péter Esterházy in ‘Een verhaal, twee verhalen’ die last van zijn rug met uitstralende pijn in een been heeft en twijfelt of hij de treinreis van Boedapest naar Wenen wel aankan. Zo je kwaal bladzijden lang kunnen etaleren, dat hoor je niet op die manier in de dagelijkse praktijk. Ik zag dat ik in dat boek een copie van een kort verhaal van Gerrit Krol ingestopt had. Het heet simpelweg ‘Pijn’ en het komt uit ‘Een perfecte dag en andere verhalen’. Tim Parks die zijn boek de veelzeggende titel meegaf ‘Teach us to sit still’ doet het weer heel anders.
Een boek wat ik niet in dat rijtje gezet heb, maar bij de andere boeken van Marguerite Yourcenar heb laten staan, is ‘ Hadrianus’ gedenkschriften’. De Romeinse keizer mijmert op zijn oude dag dat de kans voorbij is dat hij door een dolksteek of ten gevolge van een val van zijn paard op het slagveld zal sterven, zijn lijf is van een gewone oude man geworden met mankementen die niet meer over zullen gaan.
Allemaal herkenbare menselijke aangelegenheden. Wanneer een dokter over iets van zichzelf gaat schrijven voor niet-medisch geschoolde lezers dan proef je de klinische blik gecombineerd met iets heel persoonlijks, zoals in ‘Een been om op te staan’ van Oliver Sachs. Met evenveel humor is ‘Therapy’ van David Lodge geschreven, die zijdelings een geweldig exposé geeft over verschillende alternatieve therapieën.
Als het schrijven over ongemakken die ongemakken verlicht en humor de betrekkelijkheid van beperkingen relativeert, waarom zijn er dan niet veel meer van dit soort boeken?
Geen categorie, Nuttige weetjes |
Deze week een foto. Mooie lijnen en veel hoeken, allemaal om dat minuscule spontaan opgekomen bloeiende viooltje beter uit te laten komen! Geluidloze muziek op een onverwachte plek.

Over violen gesproken…ik hoor mensen nogal eens zeggen dat de houding van violisten zo onnatuurlijk is. Is dat wel zo?! Wanneer je naar de bewegingspatronen kijkt, dan is er niets onnatuurlijks aan, mits iemand maar voldoende mobiliteit heeft en voldoende compensatiemogelijkheden kan aanspreken als dat nodig is. Wat wel opvalt is het asymmetrische. Een gedraaide houding van de romp naar links. Dat betekent dat je de tegenovergestelde beweging niet mag vergeten. Dat asymmetrische komt in veel bezigheden en beroepen voor. Eenzijdigheid dus. Om het bij instrumenten te houden: fluitisten en harpisten draaien altijd de andere kant op, naar rechts.
Er zijn neutrale bewegingen om voor jezelf uit te vissen wat je voorkeursdraai is en hoe je de moeilijke draai kunt vergroten om de makkelijke kant ruim te houden op termijn, want gewoonten pakken je ongemerkt in. Iets wat je nooit doet, verleer je en raak je kwijt.
De praktische uitvoering? Nee, dat gaat niet via een blog. Dat is praktijkwerk.
En die ‘hoge positie op de e-snaar’? De linkerarm draait in z’n geheel ver door naar binnen. Nog steeds natuurlijk? Ja, kijk naar een van de afbeeldingen uit de Sixtijnse Kapel! Niemand zal zeggen: ‘wat ziet dat er onnatuurlijk uit!’ Dezelfde houding als bij een violist met een hoge positie op de e-snaar, alleen zonder viool!

Met wat zoeken op deze site: ze zit op het plafond, aan de rechterkant wanneer je recht voor het altaar staat.
observaties |
In mijn tuin staan een morel en een sering. Ze groeien omhoog maar wel heel verschillend! Ik verbaas me hoe schuin de stam van de sering staat en dat de boom dan toch aan de uiteinden van de vertakkingen vol en rond in het blad staat en dit jaar bloeit met paarse toortsen twee aan twee. De morel is net een mens met breeduit wapperende armen met modieuze mouwen vol kleine blaadjes, straks versierd met die rode morellen.
Natuurlijk vergelijk ik meteen het menselijk rechtop-zijn met zo’n boom. Wij groeien niet naar het licht, al bewegen we ons op een zonnige dag doorgaans wel energieker dan op een druildag. Ook onze stam – de wervelkolom – kan hier en daar een bepaalde stugheid of beperking hebben, waardoor het kaarsrechte niet altijd mogelijk is: een opgerichte indruk kan zeker zichtbaar zijn. Ja, zo memoreerde Paul van Vliet ooit dat je met O-benen toch recht door zee kunt gaan!
Er zijn meer bomen zoals mijn sering, die daaraan gedacht moeten hebben toen ze in een straat geplant werden en gezamenlijk recht naar het licht toe groeiden, maar wel met lekkere scheve stammen.
Geen categorie |
In het theater of in de schouwburg krijg je soms een plek toegewezen waarmee je in eerste instantie niet blij bent. Achter een paal, een lang iemand of een hoofd met veel te veel haar. Jammer. Dat een plek pal vooraan op de eerste rij toch ook niet zo mijn voorkeur heeft, komt vooral omdat het sprookje van lichtvoetigheid bij dans dan absoluut weg is. Gehijg en gebonk op de vloer. Achterin de zaal heeft het publiek overzicht over het podiumbeeld en alle bewegingen lijken vanzelf te gaan. Vooraan zie je gewone zwetende mensen, die heel erg hun best doen om alles als vanzelfsprekend en natuurlijk te laten overkomen.
Toch zag ik ooit iets bijzonders op rij 2! Dansers houden balans niet door in hun enkels te wiebelen, zoals de gemiddelde burger dat heeft bij het staan op één been of bij het staan op de voorvoeten. Nee, ze houden hun balans in het grondgewricht van de grote teen. Anders gezegd, de grote teen draait een beetje. Zoiets zie je alleen als je vlak bij die voeten zit.

In het Muziektheater ging ik naar Die Walküre van Richard Wagner. Ja, op de eerste rij! Solisten bijna op schoot, dirigent en het orkest zo dichtbij alsof ik er deel van uitmaak. De muziek wordt bijna tastbaar in motoriek van de dirigent. Het – bijna onmogelijk om te volgen – verhaal komt over. Ik vergeet dat ik naar muziek luister. Het is de totaalimpressie van het Gesamtkunstwerk!
Niet door de tekst, maar door de klank kan ik al die deugden en ondeugden van de personages en de emotionele weerslag daarvan met al mijn zintuigen ervaren. Zoiets zindert nog dagenlang na…
observaties |