Het kan erg verfrissend zijn om oude boeken opnieuw te lezen. Voor romans gaat dat lang niet altijd op, maar voor boeken die aansluiten bij mijn beroep wel. Veel grondleggers van methoden blijken te putten uit dezelfde bronnen en voegen daar een eigen blik aan toe. Waarom is een methode ontstaan? Welke achtergrond? Wat voor visie?
Ik stuit op de naam Françoise Mézières. Haar visie is dat de spieren aan de achterkant van het lichaam te sterk ontwikkeld zijn en de balans verstoren, waardoor klachten van velerlei aard kunnen ontstaan. Ze geeft een beweging aan als test:

Vanuit een rechtopstaande positie naar voren buigen, zo dat je romp een mooie boog wordt. Zij kijkt met een beeldhouwersblik. De totale romp vouwt zich in een doorlopende gebogen of min of meer rechte lijn naar voren en naar beneden. Knieën blijven gestrekt en het gewicht blijft op de hele voet zonder verkrampte tenen, terwijl de neiging is om naar achter naar de hiel te hellen. Heel rustig een paar keer achter elkaar proberen. Steeds een beetje dieper, misschien toch steeds even een blik in de spiegel hoe de lijn zich vormt. Niet dieper dan wat gaat of even wat toegeven met je knieën. Misschien een keer tussendoor met je voetzool over een balletje rollen zodat je de voetzool goed gewaar bent. Rustig een aantal keren proberen om de bovenste contourlijn zo lang mogelijke te maken, waarbij je ademhaling rustig doorgaat. Het is verrassend hoe vervormbaar ons lijf is. En bovendien hoe na wat experimenteren je lijf zich anders aan je aanbiedt…
Vandaag twee klassiekers van het bewegingsonderwijs uit mijn boekenkast gehaald. Veel wat als nieuw gepresenteerd wordt, lijkt op een variatie van dat wat al was.

‘Die menschliche Bewegung’ van Dore Jacobs (1932). Zij begint haar inleiding met de volgende stelling: ‘Bewegung ist die Sprache des Menschen.’
‘The thinking body’ van Mabel E. Todd (1937) heeft geen inleiding, bovenaan het eerste hoofdstuk staat: ‘ Function and Form in Human Dynamics’.
De eerste alinea begint zo: ‘ We sit and walk as we think. Watch any man as he walks down the avenue, and you can determine his status in life. With practice, a finer discernment will have him placed socially and economically, and with a fair idea of his outlook on life. We judge our fellow man much more by the arrangement and movement of his skeletal parts than is evident at once.’
Het zal vast niet toevallig zijn dat deze mensen zowel in Duitsland en in de VS heel goed gekeken hebben naar hoe wij ons bewegen en daar een verhandeling over geschreven hebben. Geen grafieken en statistieken in hun boeken. De tijd van vroeger ging minder snel, hadden zij daarom nog de tijd om goed te kijken? Eén ding is zeker: aanvinken is een handeling die toen nog niet zo bestond… of vergis ik me?
Op zoek naar de geschiedenis van het menselijk bewegen ben ik merkwaardig genoeg eerst iets over het zwemmen tegengekomen. In de oudheid ging men al te water, daarvan zijn wandschilderingen bekend. Ook de oude Grieken en Romeinen bewogen zich al in het water. Lopen, springen, klimmen en klauteren maken we ons min of meer vanzelf eigen, al doet iedereen dat op zijn eigen manier. Jezelf drijvende kunnen houden is iets anders dan het echte zwemmen met een techniek.
Ik ben verrast dat er al in 1538 een boek verscheen van Nicolaus Wynmann over het zwemmen, dat werd een eeuw later in het Nederlands gedrukt en herdrukt. Kennelijk was er behoefte aan meer dan alleen je drijvende te houden.
Nog weer later in 1778 benadrukt Johann Christoff Friedrich Gutsmuths, een Duitse pedagoog, het belang van op jeugdige leeftijd te leren zwemmen. Hij liet ons ook een boek na over de zwemtechnieken.

Waarom leren wij niet meteen borstcrawl als meest natuurlijke beweging na het hondjes-zwemmen? Letterlijk het hoofd boven water te houden doen we zeker met de schoolslag. Belangrijker? Kruipen en tijgeren op het droge (bewegingen met rotaties van de wervelkolom) zijn vergelijkbaar met borstcrawl, het is bovendien een veel vrijere beweging dan de strakke symmetrie van de schoolslag, waarmee we ons door het water ploegen. Het zwemonderwijs blijft vast in beweging met dit soort vraagstellingen…
Vandaag duik ik, met grote sprongen door de tijd, wat in de geschiedenis van mijn beroep. Wanneer en waarom is er interesse in het bewegen gekomen? Afbeeldingen uit de oudheid laten zien dat er ook toen al aan dansen, vechten en sport gedaan werd. Er waren badhuizen en heilzame bronnen. Er waren rituelen om de goden gunstig te stemmen.
In de middeleeuwen werd er gedanst en er waren toernooien. Een geleidelijke ontwikkeling dat de overdracht eerst mondeling gegeven werd tot er academie’s gesticht werden. Bewegingen uit de dans worden geformaliseerd. De regels van de Académie Royale de Danse (gesticht door Lodewijk XIV) vormen nog altijd de basis voor de training van de huidige dansers.
Behalve bewegen als kunstvorm en voor het vermaak, kan bewegen benut worden om muzikaliteit te wekken (Dalcroze) of om van binnenuit te acteren (Delsarte) of het bewegen vanuit een pedagogisch perspectief (Philantropijnen) en natuurlijk ook beweging met oog op het algeheel welbevinden en gezondheid (Pehr Henrik Ling).
In de 19e eeuw begon men echt weer wakker te worden voor het feit dat bewegen heilzaam en wenselijk is. Het accent ligt dan eens op het gezonde dan weer op het vermaak of op de competitie. Wat is de aanleiding voor het ontwikkelen van een methode? In hoeverre beïnvloeden al die bedenkers van methoden en systemen elkaar? Wat zien we er nu nog van terug? Wanneer komt de interesse voor de techniek van bewegen?
De komende tijd wil ik me er wat meer in gaan verdiepen en zal er zo nu en dan iets over vertellen op dit blog.
In het dagelijks taalgebruik komen onze ellebogen er slecht vanaf: met de ellebogen werken of het achter de ellebogen hebben. Nee, dat is niet gunstig.
Komt het daardoor dat we die ellebogen soms vergeten te gebruiken? Ellebogen zijn net als knieën, het zijn schokbrekers. Over het algemeen is het bekend dat we knieën niet ‘op slot’ moeten zetten of overstrekken, waardoor ze de schokbreker-functie verliezen. Het hebben van ‘zee-benen’ is efficiënter.

Schouder/elleboog, elleboog/pols en pols/schouder hebben altijd met elkaar te maken en dan heb ik het nog niet eens over de vingers, het sleutelbeen, de romp en de heupgewrichten. Benen zijn er om grond onder de voeten te hebben, stabiliteit. Met armen is dat anders. We lopen niet meer op handen en voeten. We kunnen wel op de armen steun nemen, armen zijn vooral prettig voor de grote ruimtelijke bewegingen. Met je armen alle kanten op reiken, veel royaler dan de benen dat kunnen. We handelen met de handen. Het is een bijzonder samenspel van al die gewrichten bij elkaar. Geef eens aandacht aan de ellebogen: letterlijk met de ellebogen werken kan héél gunstig zijn!