Vallen – gevallen – geval
Nu wil het geval dat er iemand afgevallen is, nee niet in een afvalrace. Het verschijnsel afvallen staat tegenover aankomen en dan slaat dat op het lichaamsgewicht.
Hier in Groningen kom je niet aan: je bent ‘gegroeid’. Dat is vreemd, want groeien doen wij in de lengte, zoals een boom omhoog groeit, tenzij de kruin eruit gezaagd wordt.
Opvallen, bevallen, ontvallen, invallen, toevallen, uitvallen… Het werkwoord vallen staat centraal in dit rijtje.
Uitvallen van een les, wedstrijd en stroom of naar iemand uitvallen. Een uitvalspas is niet dat er een been uit het lichaam valt: het been wordt actief tijdens een valbeweging van het lijf in een bepaalde richting geplaatst en vangt het lichaamsgewicht op in een stabiele positie. Een vrouw bevalt van een kind, een bevallig iemand en iets bevalt je wel… Ook bij toeval en toevallen is het maar net hoe het gebruikt wordt.
Vallen heeft als woord een geweldige actie in zich. Negatief? Welnee, zonder vallen leren we nooit om op eigen benen te staan. De uitdrukking dat we alles met vallen en opstaan leren zegt vooral iets van het enorme doorzettingsvermogen en de wilskracht wat kleine kinderen hebben in die periode dat ze nog net niet kunnen staan en lopen. Die verworvenheid om zelfstandig te willen zijn en tevens geduld en doorzettingsvermogen te ontwikkelen, lijken we al op hele jonge leeftijd ons eigen te willen maken, misschien wel om er later zo lang mogelijk plezier van te hebben.