Op de fiets
Het is een zonnige zondagmorgen met de voorspelling dat het warm gaat worden, later op de dag kans op onweer. Ik besluit om vroeg te gaan fietsen. Nog geen hordes mensen op de been. Zonder direct plan volg ik waar mijn fiets naar toe gaat. Zo nu en dan zie ik nog zo’n vroege vogel of er fietst iemand me voorbij. Een enkele racefietser die met een speciaal tingeltje (anders dan de fietsbellen van stadsfietsen) laat horen dat hij eraan komt.
Ineens besef ik hoe stil het nog is buiten de stad. Ik hoor geen motormaaiers of een vergelijkbaar geluid. Het is nog te vroeg, zowel op de dag als in het seizoen. Het platteland is stil met vogels en kikkers. Ik moet denken aan maaien met een zeis, wat ik hier in deze buurt voor het eerst gedaan heb, na mijn vraag: ‘Weet je of er een handleiding bestaat voor het omgaan met een zeis, als je er een zou kopen?’ Het antwoord was: ‘Kom maar een keertje, dan leer ik het je wel.’
Instructieboeken geven een technische tekst, in een roman is dat anders. Tolstoi beschrijft in Anna Karenina heel precies hoe je moet maaien met een zeis! Behalve de techniek vertelt hij dat zo’n puur lijfelijk werkje ook goed is voor de geest, je vergeet je sores omdat je moet opletten wat je doet. Het maaien wordt een kunst: je draai en je ritme vinden, op tijd stoppen en rusten, je verzet je zinnen. Daar moest ik vanmorgen in die rustige natuur even aan denken.