Het was bloedheet toen we aankwamen. In een vertraagd tempo pakten we onze spullen uit en zagen de lucht betrekken: dreigend onweer! En dat kwam er!!! Een dik gordijn van regen trok over de wei naar ons toe.
Er kwam een NL Alert: extreme weersomstandigheden, ga alleen naar buiten als het echt nodig is. Pas op voor vallende bomen en takken! We bleven binnen en keken naar buiten hoe een valwind zich op het landschap stortte.
Bliksem en donder, minimaal uitzicht. Toen het wat weggetrokken was, vroeg ik me af: wat is dat voor een vreemd obstakel daar in de wei?? Nee geen dino of draak, maar een omgevallen boom. Door een veelvoud aan omgewaaide bomen raakten we twee dagen geïsoleerd van de buitenwereld. Een heel apart vakantiegevoel.
Mee met een wandeling door de stad Groningen, op zoek naar verborgen pracht. Ook hier in de stad zijn oude stadspaleizen gebouwd. Huizen die de jonkers van de Ommelanden lieten bouwen.
Wanneer je vanuit verschillende invalshoeken verteld wordt hoe het hier vroeger toeging, welke families domineerden, hoe en waar hun huizen gebouwd werden, dan fiets je de volgende dag met hele andere ogen door de bekende straten.
In de binnentuin van een van die paleizen is alles versteend behalve de moerbeiboom die in 1780 geplant werd. De moerbeiboom of morula is bekend vanwege de zijderups. Waarom een embyo in het vroegste stadium morula genoemd wordt, snap ik intussen. De tekening uit mijn biologieboek lijkt op die vrucht die ik nu voor het eerst in het echt gezien heb.
Wanneer het ei gelegd is, komt het met een stempel erop in een doosje: rust.
Een fysiotherapeut is altijd bezig met bewegen. Ook het ei moet eraan geloven. Het wordt niet gekookt, maar met nog wat eieren, peper en zout geklutst.. Dat gaat in een speciaal pannetje waarin boter gesmolten is.
Dan begint het bewegen! Met een houten spatel worden de geklutste eieren vanaf de rand van het pannetje naar het midden geschoven zodat het gladde oppervlak golvend oogt. Geen slap of een hard ei, maar een ei waarin het bewegen nog zichtbaar is, bovendien erg lekker…
Charlotte Dematons maakte een boek bij de schilderijen van de tentoonstelling in het Kunstmuseum met de titel ‘Een wandeling door impressionistisch Parijs’.* Ze verstopte op elke bladzij een luchtballon, een gele ballon, een zwarte kat en Georges.
Door die zoekopdracht in haar boek ga je beter kijken naar het Parijs* van 1870-1871 en zie je hoe de impressionisten ons laten zien wat er toen in die stad aan de hand was.
Er zijn meer musea die op de een of andere manier gerichte aandacht van kinderen weten te trekken, en dat blijkt niet alleen voor kinderen aantrekkelijk.
*Nieuw Parijs: van Monet tot Morisot, Kunstmuseum DenHaag
‘Hoe schilder je een vleugel, en hoe die aan het lichaam vastzit?’ Mijn oog viel op deze kop in de krant*. Ik probeer me voor te stellen hoe de anatomie van een engel zou zijn.
Voor een mens niet prettig, maar voor een engel kan een menselijke afwijking juist de kiem van vleugels zijn. Ik denk aan de scapulae alatae (letterlijk: gevleugelde schouderbladen), dit zijn afstaande schouderbladen.
Stel dat die mini-vleugeltjes transformeren. Er blijven kleine botjes, de uitgroeisels worden vederlicht en groot: daar zijn de vleugels! Zouden engelenschilders ook zo’n anatomische fantasie hebben gehad?
*nrc d.d. 30 mei C8-C9 Cultureel Supplement Gijsbert van der Wal