Bril

Er doet zich een merkwaardig verschijnsel voor: tijdens gesprekken wordt mijn gespreksgenoot wazig. Ben ik niet geïnteresseerd? Nee, dat is het niet. Het blijkt dat ik een brilletje nodig heb en niet alleen om ook op vrijdagmiddag de krant te kunnen lezen.

Brilletje kopieklein

Er wordt me een praktische oplossing aangeboden: een bril om in de verte te zien en zonder van bril te verwisselen, ook prijskaartjes te kunnen lezen. ‘Mevrouw, u moet de eerste tijd wel voorzichtig zijn, wanneer u de trap af loopt!’

a en symmetrisch kopieklein

Wennen is het! Ik constateer dat de bril een vergrootglas is, daardoor is het blikveld minder ruim dan wat ik gewend ben. Verder draaien met mijn hoofd dus! Een bevestiging dat oogbewegingen en de bewegingen van de wervelkolom met elkaar verbonden zijn. Bovendien luistert het erg precies, hoe de bril op mijn neus rust. Een hoger oor of een net ietsje dikker bot achter één oor is ineens lastig met een bril op. De natuurlijke asymmetrie valt op, terwijl het er anders niet toe doet. Integendeel het maakt beelden menselijk, terwijl de perfecte symmetrie iets oproept van dwang en onechtheid. (Hoe ik het ook probeer, het lukt me niet om de perfecte symmetrie te tekenen zo uit de losse hand…)